Het is alsóf de kleine man naast me de woorden extra wil proeven. Hij heeft pretlichtjes in zijn ogen. We staan in wat waarschijnlijk de lelijkste, de afstotelijkste nieuwbouwwijk van Leeuwarden is; En tegelijkertijd staan we in een lusthof van een tuin. Want in die wijk van Leeuwarden kon Louis Le Roy (55), eertijds bekend als "de tuinman van Heerenveen", zich thans noemende "ecotect", een tuin aanleggen rond een kerk. Het architectonische misbaksel, de Rëgenboogkerk, zal het tenslotte afleggen tegen het groene geweld, dat Le Roy er sinds vijf jaar op loslaat.
"Ik laat hem helemaal verdwijnen, hij zal volkomen wegvlakken'. Vijf jaar geleden wilde niemand hem geloven, dat zich rond de kerk een prachtige tuin zou ontwikkelen als 'je de natuur' zijn gang maar liet gaan." Want dat is nog altijd het credo van Le Roy, die indertijd internationale vermaardheid kreeg door in de middenberm van de Heerenveense Kennedylaan "een wilde tuin" aan te leggen. Na elf jaar — het jongste gedeelte is zo n zes, zeven jaar - is er een tuin, een park (een noem het hoe je wilt) gegroeid, dat het paradepaardje van het Friese Haagje is.
Ook toen wilden ze Le Roy niet geloven. Maar hij ging niet opzij voor de tegen hem in het geweer gebrachte krachten. Wilde de burgemeester hem een klein proef stukje geven -"Dat is toch redelijk meneer Le Roy" - hij bleef er op staan dat een kilometer - "en het liefst twee kilometer" — tuin zou aanleggen. In - alweer - een steriele nieuwbouwwijk zou een wilde tuin komen en dus brak er paniek uit.
„Er was een man die zijn huis verkocht. Nu erkent hij totdat de grootste stommiteit van zijn leven is geweest. Maarhij wist niet ik wist niet wat het zou worden. Nou, zeg ik dan, dat wist ik ook niet. Maar waarom rent iemand weg voor wat hij niet kent?
En nu staan wwe dan in een stuk wildernis in hartje Leeuwarden. "Voordat ik bein roepen de deskundien altijd dat het niet kan. Nooit kan er wat. Ik kan niet planten wat ik dat wil, want dat doet het hier niet. Enzovoort. En [onleesbaat] wat kan het mij nu helemaal schelen als er kinderen in de aanle spelen. [onleesbaar] Ja, nou, zullen die kinderen wat omver lopen, dan zet ik het toch weer overeind. Wat maakt dat nou uit?"
Vijf jaar eleden zijn we egonnen met een man of wat. Allemaal vrijwilliers. Zo'n tuin kost dan ook een cent. Ik laat er hele vrachtwaenladingen met puin storten. Dat is prima materiaal voor terrassen. En bovendien kunnen we er mee metselen. Ik sta er elke zatérdagochtendend te metselen dat het een lust is. Ik ben de enige echte [puin?]metselaar in Nederland."
En inderdaad, rond de tuin is er een lage muur gemetseld. 'De eerste aanzet van een bouwwerk [onleesbaar] - schitterend van'kleur en zonder dat gelikte,van die nieuwbouwsteentjes'-dat de kerk straks zal overwookeren. Hetis nauwelijks te geloven dat het er staat, want ook Leeuwwarden 'kent natuurlijk een Welstandscommissie, die als alle andere de steriliteit, de fantasieloosheid, het schriele als hooste goed in haarvaandel heeft geschreven.
„Ik voorspel je. dat ze het afbreken," zeg ik somber. „Ha," zegt; Le Roy, "ze laten het wel uit hun hoofd. In de eerste plaats zou het ze tonnen gaan kosten en in de tweede plaats krijgen ze de hele buurt tegen. Toen ik hier begon, waren de mensen niet zo bijster enthousiast, maar toen bewoners aan de overkant een bankgebouwtje voor hun neus kregen, hebben ze geprotesteerd omdat ze het uitzicht op de tuin kwijtraakten."
Zo'n zes jaar geleden was ;Le Roy één van deighlights in het dagelijkse nieuws. Kranten, periodieken en weekbladen schreven over hem. Je kon de televisie niet aanzetten of je zag hem wel in een forumdiscussie.
„Het werd me tenslotte te veel. Net als die honderden lezingen, die ik overal heb gehouden. Op een bepaald moment heb ik gezégd, ik kan mijn tijd wel beter gebruiken."
,De aandacht voor de ideeën van Le Roy is echter gebleven. Hij mocht zijn gang gaan in Utrecht, Ommoord, Alphen, Eindhoven, Groningen, Leuven en Parijs. Hij kreeg in Duitsland en Oostenrijk professoraten aangeboden. Daar ging hij overigens niet op in..
Studenten
„Wat heb Ik eraan om tegen studenten te blijven aanpraten? Ik wil dat er daadwerkelijk iets gebeurt. In Oostenrijk heb ik gezegd, dat het beter is als ik tien jaar lang gedurende een bepaalde periode kom. Dan kan ik wat met studenten onderhanden nemen. Als ik er ben kan ik sturen, ben ik weg, dan zetten studenten het werk voort.'
Le Roy heeft zich ook uit de publiciteit teruggetrokken, omdat hij wat zijn verhaal betreft in herhalingen kwam te vervallen. Het is het verhaal over de monocultuur van de nieuwbouw, waartegen de monocultuur van de gladgeschoren gazons wordt geplaatst. Het is een verhaal dat aanleiding geeft tot misverstanden, omdat het zo gemakkelijk is het te beperken tot tuinaanleg. Het gaat dan over plantjes, bloemetjes en brandnetels. Maar wat Le Roy bedoelt, is veel meer.
„Ik ben bezig met een ecologisch wereldbeeld," zegt hij. Maar meteen daarop relativeert hij zijn woorden: Nee, dat is veel te zwaar."
Zwaar of niet zwaar, achter het bezig-zijn van Le Roy schuilt een filosofie over het leven. Over het leven dat is opgedeeld in op zichzelf staande categorieën, die naast elkaar bestaan zonder in elkaar over te vloeien. Om het te illustreren legt hij zijn vingertoppen tegen elkaar aan om aan te tonen hoe de situatie is. Hij spreidt zijn vingers en schuift ze in elkaar om te laten zien hoe het zou moeten worden: integratie. Je zou kunnen zeggen dat het werk van Le Roy bestaat uit die spreidbeweging van de vingers, het in elkaar schuiven is dan een proces dat vanzelf op gang komt.
Hoewel we wat lacherig door "de platvloerse burgerlijkheid" van nieuwbouwwijken rijden, wekken die wijken niet zijn woede. Er is enige verbazing over de stompzinnigheid ervan, maar verder een berustend aanvaarden uit de zekerheid dat het zo toch niet kan blijven.
„Laat ze maar bouwen", zegt hij, „het is allemaal mijn materiaal voor de toekomst. Laat ze maar bouwen, de ene Bijlmer na de andere. De mensen zullen ingrijpen. Van die Bijlmer is iets fantastisch te maken. Als mensen er hun eigen ideeën tegen aan gaan bouwen en dan de zaak laten overwoekeren door de natuur. Via de natuur, die een dynamisch gegeven is, kan je het architectonische kader uitbouwen. Architecten bedrijven een statische vorm van creativiteit: als iets is gebouwd, is het af, mag er ook niet meer ingegrepen worden. Daar stel ik tegenover dat je de beperktheid van de natuur moet opheffen.
Gezemel
De natuur is als machinerie aanwezig in een cultuurlandschap, waarin de natuurlijke medewerkers zijn verwijderd, dat zijn de planten en de dieren."
Een dergelijke stellirigname is iets geheel anders dan wat'Le Roy zelf noemt "het gezemel over de natuur", waarvan hij een fel tegenstander is. "Mensen praten zo kinderachtig als ze het over de natuur hebben. Zal er hier en daar eens iets kapot worden gemaakt, dat herstelt zich toch weer."
Hij werkt mee met wat hij ecologische klusters noemt. Omdat er niet wordt ingegrepen gaat in die klusters de natuur in al zijn facetten zijn gang. Dus vindt er een herstel plaats van het natuurlijke landschap. Brandnetels?. Die verdwijnen vanzelf op den duur en zijn onmisbaar voor het vruchtbaar maken van de grond. Distels? Verdwijnen vanzelf. Onkruid? Bestaat niet.'
Vanwege dit soort theorieën is hij voor stapelgek uitgemaakt, maar nu is het zover dat bijvoorbeeld Staatsbosbeheer er ook achter is gekomen en niet meer aan het wieden slaat als er ergens distels opbloeien. Ze vertellen niét dat ze het van Le Roy hebben geleerd, want 'de druiven zijn zuur.
Eén van de treffendste voorbeelden van zijn werkwijze is thans te vinden in een nieuwbouwwijk in Groningen. Er moest een park komen, maar de toenmalige wethouder Max van de Berg vond ook dat de post Plantsoenendienst op de begroting naar bernenden moest. Toen dacht hij aan Le Roy.
„Die tweeëneenhalf miljoen, die de parkaanleg moest kosten, had ik niet nodig. Die kon Max in zijn zak steken. Ik zei hem genoeg te hebben aan de ƒ 70.000 die jaarlijks voor het onderhoud op de begroting stond; Toen ben ik met de mensen uit de buurt aan het werk gegaan. Ik ben gaan zitten wachten tot ze kwamen. Wat kunnen we doen vroegen ze. Ik zei, wat wil je doen. Dat was onwennig, omdat mensen niet durven te doen wat ze willen," omdat ze altijd is verteld dat het niet mag. Van mij mag alles. Wil iemand daar een vijver, dan maken we daar een vijver.' Ze wilden door dat gebied van zes hectare paden van marmer. Die hebben we dus aangelegd. Nu ijn ze bezig een ponyranch te bouwen. Of ze die de Le Roy ranch mochten noemen. Nou ja ..."'
Tegenwerking
Er zijn er die proberen je constant tegen te werken. Er moesten sleuven worden gegraven. De dragline-machinist vroeg waar de aarde voor een talud moest, worden gedeponeerd. Toen ik zei dat hij de de daar moest achterlaten waar hij had gegraven, spartelde hij tegen. Toch moest het van mij. Om me te pesten heeft hij toen grote bergen gemaakt. Maar ik was verrukt. Ik zei; je hebt het precies gedaan zoals het moest, je mag de volgende keer weer komen. Op die bergen hebben we tienduizend wilgen geplant; een fantastisch woud is het geworden, al riepen de deskundigen dat ik hartje zomer helemaal geen wilgen kon planten. Maar natuurlijk kan dat wel.. Al dié praatjes.
En wat is er met de mensen gebeurd? Ze zijn bijna allemaal gaan meedoen. Er waren er die om, hun tuintjes schuttingen zetten om vooral mijn tuin maar niet te zien. Nou, die zijn nu afgebroken. De mensen hebben hun tuinen aangepast en uitgebreid. En het blijft maar doorgaan, want zon gebied van zes hectare komt nóóit af; zoals een park af komt. Van dat idee moeten we ook afkomen, dat iets binnen een 'bepaalde' tijd klaar is. Ik werk over generaties heen, zoals vroeger generaties een kathedraal bouwden. Van dat idee zijn we afgebracht, maar wat is er nu zinvoller alle krachten in de tijd aan te wenden om iets te bouwen."
Le Roy laat in zijn filosofie niet alleen de natuur zijn gang gaan,- ook de mens.
"Je moet je voorstellen dat er in elke stad honderden mensen wonen, die graag iets op hun eigen wijze in de natuur willen doen, maar die nog geen rooie kool voor hun deur mogen planten, omdat de plantsoenendienst ambtelijk de dienst uitmaakt. Arrogant. Je moet eens zien wat er in Amsterdam op het Waterlooplein is gebeurd. Omdat de bouw van het stadhuis is uitgesteld, mochten bewoners daar bouwen wat ze wilden. Het is prachtig wat daar is ontstaan. Maar zodra ze dat stadhuis gaan bouwen, moeten die mensen wegwezen. Dat is toch zo arrogant van een gemeentebestuur."
We komen nog te praten over een onderwerp dat Le Roy sterk bezig houdt. Het is de Sahara. De Sahara, grenzend aan de Sahellanden wordt groter en groter.
"Als je nu om de Sahara een ring legt van zon 30 tot 40 km breedte, waarin geen produktie meer plaats vindt, zodat de natuur vrij spel heeft en je legt in de Sahara zelf ook zon strook aan dan zul je het tenslotte van de woestijn winnen. Ja, een dergelijke opdracht zou. ik graag krijgen. Zoals ik het ook veel interessanter vindt om in de Bijlmer aan het werk te gaan dan een "Le Roy-tuintje" aan te leggen op de Floriade."
Ik denk dat Le Roy mensen de natuur wil teruggeven. Ze wil bevrijden van de angst voor het eigen leefmilieu. Daarom "ecotectuur" tegenover architectuur plaatst, beweging tegen verstarring, groei tegen stilstand, tenslotte leven tegen dood. Een moeizaam gevecht, vanwege de tegenwerking, dat zeer minutieus door hem zélf wordt opgetekend in het periodiek, Plan, zodat de geschiedenis van het proces niet verloren gaat.
Voordat ik door hem wordt ontvangen ben ik twee maal aan zijn huis voorbij gelopen, omdat ik niet attent genoeg door het groen keek.
Als ik het hem vertel zegt hij: "Allicht, een paradijs loop je voorbij in deze wereld."