UITGANGSPUNTEN
1.De mens is het produkt van cultuur en natuur.
2.Monocultuur in welke vorm dan ook, vormt een uitdaging aan de natuur en wordt als zodanig fel bestreden (ziektebeeld).
3 .De historische ontwikkeling in natuur- en cultuurvormen dient als continuïteit te worden opgevat en het verbreken van deze samenhang in ruimte en tijd kan worden opgevat als calamiteit.
4.Arbeid met vegetatiemateriaal dient zodanig gericht te zijn dat het stre-ven van de natuur wordt gevolgd en gestimuleerd (climaxvorming).
5.Overgangsvorm tussen stad en land kan wordei gevormd door bossen (milieuverbetering).
6.De stad dient een oase-functie te vervullen (contrast).
7.De ontwikkeling op gebied van recreatieterreinen is in die zin onjuist te noemen dat hier de mens zelf meer zal moeten worden ingeschakeld (homo ludens) en dat aanleg op basis van economie geheel achterwege dient te blij-ven (tot minimum beperken).
8 .Milieuverontreiniging waar deze niet wordt veroorzaakt door industrie of landbouw, kan volledig worden tegengegaan.
9.Insekten dienen niet steeds als vijanden te worden beschouwd. Ruimere voorlichting gericht op begrip van totaliteit der levensvormen (ecologie) is zeer gewenst.
10.Insekticiden gebruike men alleen indien volstrekt nodig en beperkt tot een absoluut minimum — gebruik door amateurs dient te worden verboden (beperkt tot de minst schadelijke soorten).
11.Zoet water dient zo lang mogelijk op het land te worden gehouden.
12.Grondarbeid dient tot een minimum te worden beperkt.